1 Chronicles 2

This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 1:54.
1
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Krøn. 1:51-54.
Na Hadads dood waren de volgende mannen de stamhoofden van Edom: Timna, Alja, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibsar, Magdiël en Iram.
2

De nakomelingen van Israël

3
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 2:2.
4
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Krøn. 2:1-2.
De zonen van Israël waren Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon, Dan, Jozef, Benjamin, Naftali, Gad en Aser.
5Juda kreeg drie zonen bij Batsua, een meisje uit Kanaän: Er, Onan en Sela. Zijn oudste zoon Er was echter zo goddeloos dat de Here hem doodde. 6Toen werden Ers weduwe Tamar en haar schoonvader Juda ouders van de tweeling Peres en Zerach. Zo had Juda in totaal vijf zonen. 7De zonen van Peres waren Chesron en Chamul. 8De vijf zonen van Zerach waren Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara. 9Achar, de zoon van Karmi, was de man die zich toeëigende wat van de Here was en daardoor zijn volksgenoten grote moeilijkheden bezorgde. 10Etan had slechts één zoon, Azarja.

11De zonen van Chesron waren Jerachmeël, Ram en Kelubai. 12Ram was de vader van Amminadab en Amminadab was de vader van Nachson, een leider van Israël. 13Nachson was de vader van Salma en Salma was de vader van Boaz. 14Boaz was de vader van Obed en Obed was op zijn beurt de vader van Isaï. 15Isaïʼs eerste zoon was Eliab, zijn tweede zoon was Abinadab, zijn derde Sima, 16zijn vierde Netanel, zijn vijfde Raddai, 17zijn zesde Osem en zijn zevende zoon was David. 18Hun zusters waren Seruja en Abigaïl. Serujaʼs drie zonen waren Absai, Joab en Asaël. 19Abigaïl was getrouwd met een zekere Jeter uit het geslacht van Jismaël, haar zoon was Amasa.

20Chesrons zoon Kaleb had twee vrouwen, Azuba en Jeriot. Dit waren hun zonen: Jeser, Sobab en Ardon. 21Na de dood van Azuba trouwde Kaleb met Efrat en bij haar kreeg hij een zoon, die zij Chur noemden. 22Churs zoon was Uri en Uriʼs zoon was Besaleël. 23Chesron trouwde toen hij zestig jaar was met Machirs dochter en zij bracht een zoon ter wereld: Segub. Machir was tevens de vader van Gilead. 24Segub was de vader van Jaïr, die drieëntwintig steden in het gebied Gilead in bezit had. 25Maar Gesur en Aram namen hem die steden af, evenals Kenat met de zestig omliggende dorpen. 26Kort na de dood van Chesron, in Kaleb-Efrata, baarde zijn vrouw Abia Aschur, de vader van Tekoa.

27Dit waren de zonen van Jerachmeël, de oudste zoon van Chesron: Ram, de oudste, Buna, Oren, Osem en Achia. 28Jerachmeëls tweede vrouw Atara was de moeder van Onam. 29De zonen van Ram waren Maäs, Jamin en Eker. 30Onams zonen waren Sammai en Jada. Sammaiʼs zonen waren Nadab en Abisur. 31De zonen van Abisur en zijn vrouw Abichaïl waren Achban en Molid. 32Nadabs zonen waren Seled en Appaïm. Seled stierf kinderloos, 33maar Appaïm had een zoon, Jisi genaamd. Jisiʼs zoon heette Sesan en Sesans zoon was Achlai. 34Sammaiʼs broer Jada had twee zonen, Jeter en Jonatan. Jeter stierf kinderloos, 35maar Jonatan had twee zonen, Pelet en Zaza. 36Sesan had geen zonen, maar wel enkele dochters. Eén van zijn dochters huwelijkte hij uit aan zijn Egyptische dienaar Jarcha. 37Zij kregen een zoon, die zij Attai noemden. 38Attaiʼs zoon was Natan, Natans zoon was Zabad, 39Zabads zoon was Eflal, Eflals zoon was Obed, 40Obeds zoon was Jehu, Jehuʼs zoon was Azarja, 41Azarjaʼs zoon was Cheles, Chelesʼ zoon was Elasa, 42Elasaʼs zoon was Sisemai, Sisemaiʼs zoon was Sallum, 43Sallums zoon was Jekamja en Jekamjaʼs zoon was Elisama.

44De oudste zoon van Kaleb, Jerachmeëls broer, was Mesa, hij was de vader van Zif, die op zijn beurt de vader van Maresa was. Deze Maresa was de vader van Hebron. 45De zonen van Hebron waren Korach, Tappuach, Rekem en Sema. 46Sema was de vader van Racham, die op zijn beurt de vader van Jorkeam was. Rekem was de vader van Sammai. 47Sammaiʼs zoon was Maon, de vader van Bet-Sur. 48Kalebs bijvrouw Efa bracht Charan, Mosa en Gazez ter wereld. Charan had een zoon, die eveneens Gazez heette. 49De zonen van Jodai waren Regem, Jotam, Gesan, Pelet, Efa en Saäf. 50
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 1.Krøn. 2:49.
51
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Krøn. 2:48-49.
Een andere bijvrouw van Kaleb, Maächa, bracht de volgende zonen ter wereld: Seber, Tirchana, Saäf, de vader van Madmanna, en Sewa, de vader van Machbena en Gibea. Kaleb had ook een dochter, die Achsa heette.
52De zonen van Chur, de oudste zoon van Kaleb en Efrata, waren: Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, 53Salma, de vader van Bethlehem, en Charef, de vader van Bet-Gader. 54Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, had een zoon, Haroë genaamd, de voorvader van de halve stam van Menuchot. 55De families van Kirjat-Jearim waren: de Jetrieten, de Putieten, de Sumatieten en de Misraïeten, van wie de Soratieten en de Estaolieten afstammen.
Copyright information for NldHTB